Dyslecten en andere taalzwakke leerlingen hebben behoefte aan een expliciete woordenschatverwerving. Er zijn vier modellen die daarbij behulpzaam zijn:
Woordspin: rondom een begrip associaties plaatsen die bij dat begrip horen.
Leerlingen bouwen zo een betekenisvol netwerk op.
Woordparaplu: van een begrip voorbeelden verzamelen. Leerlingen leren categoriseren.
Een woordkast: tegenstellingen naast elkaar zetten. De woordenschat verdiept zich.
Woordtrap: overtreffende trap visueel maken. De structuur van vergroting wordt duidelijk.